Webinar 2: Rouw ten tijde van de COVID-19 crisis
Door: dr. Marthe Egberts (postdoctoraal onderzoeker bij Universiteit Utrecht, afdeling Klinische Psychologie, en orthopedagoog bij het Ingeborg Douwes Centrum)
In dit tweede NtVP-webinar op 3 juni 2020 bespraken dr. Lonneke Lenferink en prof. dr. Paul Boelen rouw ten tijde van de COVID-19 crisis. Lonneke Lenferink is postdoctoraal onderzoeker Klinische Psychologie aan de Universiteit Utrecht en Rijksuniversiteit Groningen. Paul Boelen is hoogleraar Klinische Psychologie aan de Universiteit Utrecht en bij ARQ Psychotrauma Centrum.
De dood en rouw kregen de afgelopen maanden veel aandacht in de media. We zagen de beelden van de opgestapelde doodskisten uit Italië, we hoorden de verhalen over afscheid nemen en de uitvaarten in kleine kring. We kunnen dagelijks lezen hoeveel mensen aan het virus zijn bezweken. De grote sterfte-aantallen en de corona-maatregelen roepen vragen op over de aanpassing van nabestaanden na een verlies. Bestaat er iets als een normaal rouwproces? Wanneer spreken we over verstoorde rouw en welke behandelingen zijn daarvoor beschikbaar? En zijn er omstandigheden in de huidige crisis die de kans op verstoorde rouw vergroten?
In het eerste deel van het webinar besprak Lonneke Lenferink de literatuur over rouw, beginnend met het rouwfasen-model van Kübler-Ross. Ondanks dat het model nog vaak wordt geciteerd en op allerlei plekken terug te vinden is, is er geen wetenschappelijk bewijs voor dit model. Het model veronderstelt dat het rouwproces voor iedereen gelijk is en dat iedereen een aantal fases moet doorlopen om een verlies te verwerken. Onderzoek laat echter zien dat dit niet het geval is. Er kunnen namelijk verschillende trajecten van rouwreacties onderscheiden worden. Verreweg het grootste deel van de mensen dat een dierbare verliest, vertoont veerkracht en ontwikkelt geen psychische klachten.
Een kleinere groep mensen loopt wel degelijk vast na een verlies van een dierbare. Als rouw langdurig en zo intens is dat het dagelijks leven wordt belemmerd, kunnen we spreken van verstoorde rouw. De terminologie rondom verstoorde rouw is niet eenduidig. Dit is onder andere terug te zien in de psychiatrische handboeken, waarbij de DSM-5 criteria voor de Persisterende Complexe Rouwstoornis verschillen van de criteria voor Prolonged Grief Disorder in de ICD-11.
Meta-analyses suggereren dat de kans op verstoorde rouw groter is na een onnatuurlijk of traumatisch verlies dan na een natuurlijk verlies. Ook het verlies van een dierbare tijdens de coronacrisis kan omschreven worden als een traumatisch verlies. Het kan namelijk gepaard gaan met een ontwrichting van het wereldbeeld (bijvoorbeeld “de wereld is niet langer meer veilig en voorspelbaar”), met opdringerige gedachten en beelden, en met ongeloof, moeite met acceptatie en betekenisgeving. Door de toename in sterfgevallen en corona-specifieke risicofactoren wordt een toename in de hulpvraag verwacht. Verschillende omstandigheden tijdens de coronacrisis kunnen het risico op verstoorde rouw vergroten. Hierbij valt te denken aan beperkingen in fysieke sociale steun (bijvoorbeeld elkaar niet kunnen omhelzen), secundaire stressoren zoals financiële problemen, en meerdere verliezen in korte tijd. Ook beperkingen in traditionele afscheidsrituelen kunnen een rol spelen, omdat deze er normaliter aan kunnen bijdragen dat de nabestaanden beseffen dat de overledene niet meer terugkomt. Als laatste kan een vermeende verantwoordelijkheid voor het overlijden meespelen, bijvoorbeeld als een nabestaande vermoedt dat hij de overledene heeft besmet.
Paul Boelen ging in het tweede deel van het webinar verder met de mechanismen die meespelen in het vastlopen van rouw. Vanuit een cognitief-gedragsmatig model besprak hij de drie kernmechanismen. Als eerste kunnen mensen vastlopen in rouw als er een mismatch is tussen de interne en externe realiteit; de informatie over de onomkeerbaarheid van het verlies is dan niet goed geïntegreerd in het autobiografisch geheugen. Daarnaast kunnen niet-helpende negatieve denkpatronen het rouwproces doen laten vastlopen. Het laatste mechanisme dat een rol speelt is vermijding; zowel de angstige vermijding waarin nabestaanden bijvoorbeeld angstig zijn overweldigd te worden door hun eigen rouwreacties, als de meer depressieve, passieve vermijding, waarin mensen onder andere stoppen met werk en sociale activiteiten.
Hoe kan verstoorde rouw behandeld worden? Cognitief-gedragstherapeutische interventies zijn hiervoor passend en lenen zich ook goed voor therapie op afstand. Paul Boelen besprak de belangrijkste onderdelen van deze interventies, die zich richten op de verschillende ‘rouwtaken’. Een eerste stap is het bieden van psycho-educatie en het betrekken van een hulpbron zoals een vriend of vriendin. Daarnaast is exposure een belangrijke component, waarin de persoon leert de realiteit en de pijn van het verlies onder ogen te zien. Om het vertrouwen in jezelf, anderen, je leven en de toekomst terug te vinden, is cognitieve herstructurering en betekenisverlening ook van belang. Het laatste onderdeel is activering door betekenisvolle activiteiten te ondernemen.
Afsluitend besprak Paul Boelen hoe de effecten van zorg bij rouw verbeterd kunnen worden. Hij presenteerde een zorgteken voor rouw; een trapsgewijs model lopend van preventieve zorg, zoals het bieden informatie en sociale steun, naar meer intensieve zorg als psychotherapie. Zowel op het niveau van preventie zorg als op wat betreft intensieve zorg, zijn nog belangrijke stappen te maken.