30 september 2018








Jonge psychotrauma-onderzoekers hebben onze bijzondere aandacht.

Zo kan lopend onderzoek op de website worden geregistreerd, interviewen we recent gepromoveerde onderzoekers voor ons video-webarchief, en organiseert de Young Minds SIG gelegenheden voor ontmoeting en uitwisseling.

In NtVP Blogs delen jonge psychotrauma-onderzoekers hun ervaringen in het veld. Promovenda Marieke van Gelderen (Stichting Centrum ’45) trapt deze keer af met een blog over haar werkbezoek aan Cardiff University in Wales.




Complexe PTSS en type trauma


Door Marieke van Gelderen


Waar in het psychiatrisch handboek DSM-5 ervoor is gekozen complexe PTSS (CPTSS)-klachten als onderdeel van PTSS te beschrijven, is CPTSS als aparte diagnose opgenomen in het nieuwe ICD-11 classificatiesysteem. Wanneer iemand aan deze diagnose voldoet heeft diegene niet alleen last van herbeleving, vermijding en hyperarousal, maar ook van stoornissen in zelforganisatie: een negatief zelfbeeld, stoornissen in emotieregulatie en problemen in relaties.


De afgelopen drie maanden heb ik mij in CPTSS verdiept, doordat ik de kans kreeg om aan de Cardiff University (Wales, Verenigd Koninkrijk) te werken met de onderzoeksgroep van prof. Jonathan Bisson. Voor deze tijd kende ik het begrip CPTSS vooral vanuit de klinische praktijk. Bij mij, en ik denk bij meerderen, bestond het idee dat CPTSS meestal het gevolg is van traumatisering in de vroege jeugd. Tegelijkertijd zag ik bij de veteranen in mijn behandelkamer regelmatig stoornissen in zelforganisatie, waardoor ik een CPTSS-diagnose vermoedde.


Zou er bij deze veteranen dan ook per definitie sprake zijn van vroegkinderlijke traumatisering?


Met die vraag in mijn achterhoofd ben ik de literatuur ingedoken. In een paper van Judith Herman, 26 jaar geleden in Journal of Traumatic Stress gepubliceerd en daardoor nu te lezen in een wat korrelige print, beschrijft zij hoe herhaaldelijke en langdurige traumatisering geassocieerd lijkt met meer complexe PTSS-klachten. Traumatische gebeurtenissen in de vroege jeugd hebben vaak dit karakter, en in de afgelopen twee decennia hebben studies over complexe PTSS-klachten zich dan ook met name op slachtoffers van vroegkinderlijk trauma gericht. Deze studies vonden hogere percentages CPTSS als gevolg van schokkende gebeurtenissen in de jeugd dan in de volwassenheid, en dat leidde tot het voorstel van CPTSS als ontwikkelingsstoornis. Een grote kanttekening: de trauma’s in de volwassenheid waarmee werd vergeleken, waren vaak enkelvoudig van aard.


Daardoor weten we nog altijd niet of CPTSS-klachten te maken hebben met de levensfase waarin het trauma plaatsvindt, met kenmerken van het trauma zelf of misschien wel met geen van beiden.


Met mijn studie in Cardiff heb ik geprobeerd hierin verandering te brengen door te kijken naar de achtergrond van ruim 300 personen die een traumatische ervaring hadden meegemaakt en vervolgens PTSS-klachten ontwikkelden. Vooral het ontwrichtende karakter van langdurige en herhaaldelijke traumatisering, en niet de leeftijd waarop het trauma plaatsvindt, lijkt belangrijk in het verklaren van de complexiteit van PTSS. In het onderzoek hadden mensen met een traumatische gebeurtenis die langer dan een dag duurde, ernstigere en complexere PTSS-klachten. In mindere mate gold dit ook voor mensen die meer verschillende type traumatische ervaringen tijdens hun leven hadden. Of de gebeurtenis interpersoonlijk was of niet, hoe oud iemand destijds was en of iemand als kind nog een andere traumatische gebeurtenis heeft meegemaakt (niet als meest schokkende gebeurtenis), maakten geen verschil. Daarnaast bleek geen enkele van de eigenschappen te voorspellen of iemand een CPTSS-diagnose, PTSS-diagnose of geen diagnose had. Bovendien kwam, hoewel in mindere mate, de diagnose CPTSS ook voor bij personen met een enkel trauma. Langdurige en herhaaldelijke traumatisering lijken daarmee geen vereiste voor CPTSS.


CPTSS lijkt dus niet voorbehouden aan personen met vroegkinderlijk trauma.


Deze bevindingen ondersteunen de beschrijving in de ICD-11. Voor mij klopt het ook met wat ik in de praktijk zie: CPTSS-klachten kunnen bij iedereen voorkomen, maar zal je waarschijnlijk vooral zien bij mensen die langdurig en herhaaldelijk getraumatiseerd zijn, zoals vaak het geval is bij vroegkinderlijke traumatisering, vluchtelingen en veteranen. Het is voor mij als behandelaar belangrijk om altijd bedacht te zijn op traumatische jeugdervaringen, maar wanneer ik een veteraan met complexe PTSS-klachten behandel, hoeft daar dus niet per definitie sprake van te zijn. De treffende beschrijving van Herman in 1992 deed mij na drie maanden onderzoek in het buitenland tevens concluderen dat wij, als jonge generatie onderzoekers, echt staan op de schouders van reuzen. Júist die korrelige artikelen verdienen onze aandacht.


Marieke van Gelderen MSc is psycholoog en promovenda bij Stichting Centrum ’45.







Meer in deze nieuwsbrief

Alle nieuwsbrieven