19 december 2023

 

Door Bibi Schut, studente Research Master Psychology aan de Universiteit van Amsterdam en lid van de NtVP communicatiecommissie.

Evi-Anne van Dis behaalde in oktober 2021 haar doctoraat met haar onderzoek over aangeleerde angst en verbetering van bijbehorende behandelingen. Haar proefschrift is genomineerd voor de Piete Boeke Prijs, voor het beste proefschrift in de psychotherapie van de afgelopen twee jaar. Naast haar academische werkzaamheden, heeft Evi-Anne gewerkt als psycholoog bij Altrecht en GGZ-inGeest. Momenteel volgt zij de opleiding tot GZ-psycholoog bij het Amsterdam UMC en is zij daar tevens werkzaam als postdoctoraal onderzoeker. In dit interview vertelt zij meer over haar promotieonderzoek.

Evi-Anne van Dis

Je promotieonderzoek richt zich op de ontwikkeling en vermindering van aangeleerde angst: wat heeft je geïnspireerd om dit specifieke onderwerp te onderzoeken?

Het heeft mij altijd geïntrigeerd dat sommige mensen relatief weinig last hebben van ingrijpende gebeurtenissen, terwijl anderen hier dagelijkse hinder van ondervinden.

Ook was ik benieuwd waarom een gedeelte van de cliënten met angst of traumagerelateerde stoornissen niet of onvoldoende opknapt en wilde ik onderzoeken hoe behandelingen voor deze doelgroep verbeterd konden worden. Tijdens mijn opleiding aan de Universiteit Utrecht hoorde ik hier meer over tijdens colleges van prof. Iris Engelhard. Ik heb toen bij haar mijn afstudeeronderzoek gedaan en ben vervolgens met veel plezier bij het experimentele psychopathologie lab gebleven voor mijn promotieonderzoek naar het verbeteren van exposuretherapie bij angst. 

Wat liet jouw onderzoek zien over de lange termijn effectiviteit van exposuretherapie bij angst-gerelateerde stoornissen?

We hebben een meta-analyse gedaan waarbij we op basis van gerandomiseerde studies een schatting maakten van de langetermijneffecten van cognitieve gedragstherapie (CGT) voor angst-gerelateerde stoornissen. De resultaten lieten zien dat binnen een jaar na afloop van de behandeling, CGT voor angst-gerelateerde stoornissen tot een sterkere symptoomreductie leidde ten opzichte van de controlegroepen. Er waren helaas erg weinig studies waarin nametingen van een jaar of langer na afloop van de behandeling werden verricht, waardoor de ‘echte’ langetermijneffecten nog onzeker blijven.

Overigens kwam in onze meta-analyse CGT voor post-traumatische stress stoornis (PTSS) vrij goed uit de bus: de effecten waren zelfs langer dan een jaar na afloop van behandeling vrij groot.

Naast de meta-analyse hebben we meerdere onderzoeken in het lab gedaan naar terugkeer van angst. Zo zagen we bij mensen met sociale angstklachten die exposure in virtual reality (VR) kregen, dat angst gemakkelijk terugkeert wanneer zij worden blootgesteld aan een nieuwe context. We hebben dit VR “onderzoeksparadigma” ontwikkeld om in de toekomst nieuwe interventies te kunnen onderzoeken die hopelijk de terugkeer van angst kunnen verminderen.

Hoe zijn je onderzoeksbevindingen van toepassing op de behandeling van traumagerelateerde stoornissen? 

Uit een van onze conditioneringsonderzoeken bleek dat de angst en gevaarsverwachting minder goed uitdoven wanneer studenten de instructie kregen om tijdens een extinctiefase (d.i. een lab-model voor exposure) het gevaar te blijven inbeelden. Bekend is dat mensen met PTSS vaak flashbacks of intrusieve beelden kunnen ervaren, die mogelijk kunnen interfereren met exposure in vivo.

Stel dat je bijvoorbeeld iemand met PTSS na een verkeersongeluk blootstelt aan het verkeersplein waar dit gebeurde, kan het belangrijk zijn om niet alleen aandacht te hebben voor het uitdagen van de angstige verwachting, maar ook voor mogelijke rampfantasieën of andere negatieve mentale inbeeldingen die mogelijk de gevaarsverwachting kunnen versterken.

Gelukkig hebben we hier effectieve behandelmethoden voor, zoals EMDR (incl. flashforward protocol). Maar de rol van deze rampfantasieën zou zeker verder onderzocht moeten worden in klinische studies.

Verder zie je bij PTSS dat er soms ook sprake kan zijn van negatieve lading (bijv. walging), wat tijdens exposure veelal lastiger uitdooft dan angst. In een van onze onderzoeken onder studenten zagen we dat contraconditionering, ten opzichte van exposure, een betere methode was om de negatieve lading te laten afnemen. Vanuit de praktijk weet ik dat sommige therapeuten dergelijke technieken soms gebruiken, zoals het aanbieden van een “prettige” geur tijdens exposure wanneer er sprake was van moeilijk uitdovende walging. Theoretisch gezien lijkt dat een goede methode, hoewel dit idealiter verder onderzocht zou moeten worden in gerandomiseerd klinisch onderzoek bij mensen met PTSS.

Wat beschouw je als belangrijk aandachtspunt voor vervolgonderzoek? 

De langetermijneffecten van de behandeling van angststoornissen zijn nog beperkt in kaart gebracht, terwijl dit veel uitvoeriger is gedaan voor bijvoorbeeld depressie. Op dit moment is bijvoorbeeld het terugvalrisico bij angststoornissen beperkt onderzocht in gecontroleerde studies, hoewel er vanuit cohortstudies en ongecontroleerde studies wel degelijk aanwijzingen zijn dat terugval veel voorkomt.

Het is dus van groot belang om meer inzicht in het beloop en het behandeleffect op lange termijn te verkrijgen. 

Een ander punt is dat er veel fundamenteel onderzoek gedaan wordt in experimentele settings, veelal onder studenten. Het is waardevol om op deze manier te bekijken welke mechanismen ten grondslag liggen aan angst, maar de vertaalslag naar de klinische praktijk is niet altijd gemakkelijk te realiseren.

Het lijkt mij belangrijk hierin te investeren en om meer experimenteel onderzoek naar mechanismen te verrichten in “natuurlijke” settings en in klinische populaties.

Je volgt momenteel een opleiding tot GZ-psycholoog naast je onderzoeksactiviteiten. Wat trekt je aan de combinatie tussen wetenschap en praktijk? 

Ik vind het ontzettend mooi om behandeling en diagnostiek te combineren met onderzoek. Door ontmoetingen met patiënten word je je bewust van de urgentie van onderzoek om behandelmethoden te optimaliseren. Zo merkte in mijn klinisch werk bij Amsterdam UMC dat verschillende mensen met stemmingsstoornissen last hadden van negatieve beelden over de toekomst. Dit heeft me mede geïnspireerd om samen met prof. Claudi Bockting een nieuw multicenter pilotonderzoek op te zetten (gesubsidieerd door ZonMw) waarin we nagaan of imaginaire rescripting gericht op rampfantasieën mogelijk een goed behandelresultaat laat zien bij mensen met een depressie.

De combinatie van klinische praktijk en onderzoek werkt voor mij dus echt als een kruisbestuiving!

Meer in deze nieuwsbrief

Alle nieuwsbrieven
19 december 2023

Woord van de voorzitter

Zondagmiddag vijf voor drie. Het is bijna tijd voor de voorstelling. Bezoekers hopen zich op in de lobby, wachtend tot de deuren opengaan. De anticipatie loopt op, mensen willen graag naar binnen. De wachtenden praten onderling. Alleen de gedempte toon maakt duidelijk dat dit geen doorsnee theaterproductie is.
Lees meer
19 december 2023

Nieuwe NtVP website!

Vol trots presenteren wij de splinternieuwe NTVP-website die nu live is en klaar staat om ontdekt te worden!  
Lees meer
19 december 2023

Lees- kijk- en luistertips voor de kerstvakantie

We wensen onze leden fijne feestdagen en een ontspannen kerstvakantie! We hebben weer een lijst met lees-, kijk- en luistertips voor de kerstvakantie samengesteld waar we interessante boeken, films, series, documentaires en podcasts aanraden die met psychotrauma te maken hebben.
Lees meer
19 december 2023

Boekentips december 2023

Binnen de NtVP lezen we veel boeken. Deze keer hebben we weer drie interessante boeken uitgekozen en er een korte recensie over geschreven: "Dat beloof ik", "Chai" en "Rouwhulp".
Lees meer
19 december 2023

Terugblik op het symposium 'Wie Knipt de Kapper?'

“Erkenning, saamhorigheid, nieuwe inzichten en een verwendag”, “Leren van anderen en ervaringen delen”, “Ik had altijd het idee dat ik alleen was, het was een warm en deskundig bad”, aldus enkele van de deelnemers aan het symposium “Wie knipt de kapper”, op 2 november jl. in Harderwijk. 
Lees meer
19 december 2023

Nieuws uit de Special Interest Groups

De NtVP faciliteert werkgroepen (Special Interest Groups) die tot doel hebben uw professionele ontwikkeling te bevorderen. De SIGs bestaan uit 8 tot 15 deelnemers hebben ieder een specifiek thema en komen circa twee keer per jaar bij elkaar. Vanuit de SIG’s worden recente wetenschappelijke ontwikkelingen uitgelicht in deze nieuwsbriefrubriek. 
Lees meer